De Europese Commissie heeft op 31 augustus een voorstel gepubliceerd voor het verlengen van de levensduur van mobiele apparaten. Daarmee is daadwerkelijk Right to Repair in Europa dichterbij dan ooit. Onderdelen moeten langer beschikbaar blijven en het moet eenvoudiger worden voor consumenten om zelf hun apparaten te repareren. Laat nou juist daar nog de uitdaging zitten, zo zien de voorstanders van Right to Repair.
Vooropgesteld: het feit dat circulariteit van smartphones en tablets verder wordt gecodificeerd, wordt positief ontvangen door de beweging rond Right to Repair. Het voorstel voor ecodesign is uitgebreid en daarin wordt onder meer voorgeschreven dat bepaalde onderdelen minstens vijf jaar beschikbaar moeten blijven nadat apparaten uit de handel worden genomen. Het moet allemaal eenvoudiger vervangbaar zijn, waarbij alleen uitzonderingen bestaan voor modellen die bijvoorbeeld specifiek worden aangeprezen als waterdicht. Informatie rond reparatie en onderhoud moet minstens 7 jaar na de nieuw-commerciële levensduur van een apparaat beschikbaar blijven.
De Right to Repair-beweging is enthousiast over het feit dat refurbishers in het voorstel worden beschouwd als professionele reparateurs. Dat geeft hen dezelfde rechten en mogelijkheden die officiële reparateurs nu hebben. “Dit is echt goed nieuws, want refurbishers en reparateurs staan voor dezelfde uitdagingen”, aldus de organisatie op de eigen website. Het is geen verrassing dat het circulaire bedrijfsleven zo naar Right to Repair kijkt. Organisaties als Free ICT Europe vertegenwoordigen zulke bedrijven in Brussel.
Minder beunhazen, meer professionals
In de praktijk verwacht vrijwel geen enkele professional dat een doorsnee gebruiker thuis eventjes zijn smartphonescherm vervangt. Sterker: dat kan tot problemen leiden, zegt onder meer Jurrie Christians van onderdelenimporteur en -distributeur 4Phones. “Niet iedereen kan thuis voldoen aan de veilige criteria bij reparaties, of beschikt over de juiste kennis en tools”, zegt hij. Zelfs wanneer geen specialistisch gereedschap meer nodig is, vraagt het om een bepaald soort behendigheid en timmermansoog waarover de meeste consumenten niet beschikken. 4Phones is nog steeds een warm voorstander van Right to Repair. “Sterker, wij zijn sponsor en partner”, zegt Jurrie. “Wij pleiten voor open distributie, met de juiste richtlijnen om de kwaliteit te waarborgen. Het zorgt voor een gelijk speelveld in de reparatiebranche en betere toegankelijkheid van onderdelen. Daarmee wordt uiteindelijk de eindgebruiker voorzien van de juiste producten.”
Het is een van de blijvende obstakels. De distributie van onderdelen blijft ook nog onder de controle van leveranciers. Apple is samen met Samsung de belangrijkste leverancier en stelt nog steeds strenge eisen aan onderhoudsbedrijven. Zelfs wanneer een onderdeel is vervangen met een origineel component, krijgen gebruikers bij iedere opstart een waarschuwing dat het wellicht géén origineel is, puur omdat het is vervangen door een niet-officieel servicepunt. De nieuwe richtlijn ecodesign lijkt hier nog geen eind aan te maken. Het is begrijpelijk dat producenten controle willen houden, want een verkeerde reparatie straalt af op hun merk, weet Jurrie. “Professionalisering van reparatieshops is een kwestie van overleven”, zegt hij. “Slechte producten en reparaties leiden niet alleen tot ergernis bij de eindgebruiker, maar ook tot margeverlies bij de reparateur. De hele keten loopt dan imgagoschade op.”
Lobby
De EU is gebaseerd op compromissen, en de producentenlobby is vooralsnog sterker. “De klimaatambitie strookt niet met de Europese klimaatdoelstellingen”, stelt Right to Repair op de eigen website, “En fabrikanten zullen nog steeds belemmeringen voor reparaties kunnen opwerpen en de levensduur van hun apparaten kunnen beperken om nieuwe apparaten aan EU-burgers te verkopen.” Voorbeelden daarvan zijn volgens executive director Jan Hoogstrate van ICT Europe dat onderdelen mogen worden gebundeld, wat de prijs van individuele onderdelen opdrijft omdat je ook dingen moet kopen die niet nodig zijn. Ook zijn er geen prijsbepalingen, terwijl producenten betaling mogen vragen voor onderhoudsinformatie.
Daarom hield Right to Repair op 30 september een bijeenkomst in Brussel op FixFest, om te bespreken hoe Europees beleid reparatie gemakkelijker, goedkoper en toegankelijker kan maken. Want wat betreft de belangenbeweging, is de strijd nog niet gestreden. “Right to Repair pleit voor duidelijke en ambitieuze eisen om die apparaten beter te repareren buiten de controle van de oorspronkelijke fabrikanten”, zegt Rob Wierenga, Business Development Manager bij QC-Centre, die aanwezig was bij de bijeenkomst. “Zij pleiten met name voor een volledig verbod op het koppelen van onderdelen door middel van softwarekoppeling, en om ervoor te zorgen dat onafhankelijke reparatieprofessionals eerlijk kunnen concurreren met erkende dienstverleners.” Het is nu zaak voor de branche om invloed uit te oefenen op het voorstel, dat open ligt ter consultatie.
De vraag is of circulaire bedrijven genoeg lobby-slagkracht kunnen overleggen. Zeker in Nederland kan het beter, zien betrokkenen. “Ondernemers en eindgebruikers worden ondanks de mondiale doelstelling op het gebied van circulariteit niet positief gestimuleerd door overheden om apparaten werkelijk een langere levensduur te geven”, zegt Jurrie. “Denk aan het simpelweg verlagen van de BTW op gebruikte en refurbished apparaten.” In sommige landen, zoals Oostenrijk, zijn ze op dat punt al een stuk verder. Het is afwachten hoe snel Europa en Den Haag deze weg inslaan.
Dit artikel verscheen eerder in ITchannelPRO magazine nummer 4